Adèle Bloemendaal: de moeizame laatste jaren

Adèle Bloemendaal: de moeizame laatste jaren

Gisteravond keek ik naar de documentaire uit 2014 “Eens wil ik ervan af zijn” over de afgelopen zondag op 84-jarige leeftijd overleden comédienne Adèle Bloemendaal, eigenlijk Adèle Hameetman geheten.

In de tijd dat de documentaire werd gemaakt woonde Adèle nog net in haar eigen woning aan de Amsterdamse grachten, maar je ziet dat het zelfstandig wonen haar na vijf beroertes moeilijk afging. De gesprekken in de documentaire lopen stroef; Adèle is veelal geïrriteerd tegenover de interviewers maar laat zich af en toe ook gaan tegenover haar katten, wat schrijnende beelden oplevert.

Toch komt ze op sommige momenten weer op dreef en dan blijkt dat Adèle nog steeds mooi kon vertellen, haar humor haar niet in de steek had gelaten en af en toe klinkt zelfs de bekende, onvergetelijke Adèle lach, die doet denken aan de gouden tijden van deze Amsterdamse rasartieste.

Bespiegelingen
Al kijkende verviel ik tot bespiegelingen over de ouderdom. Sommige mensen worden op een prettige manier oud. Zo was er laatst een enthousiaste 100-jarige Fransman die op de fiets het werelduurrecord voor bejaarden verbeterde. Anderen hebben minder geluk en worden zoals Adèle getroffen door beroertes of overvallen door Alzheimer en andere ouderdomskwalen, waardoor het leven een kwelling kan worden. Dit nog los van eenzaamheid door het verlies van dierbaren waardoor veel ouderen getroffen worden.

Mijn grootvader die net als Adèle 84 jaar werd, had ook moeizame laatste jaren. Ik moest eraan denken toen ik naar de documentaire over Adèle keek. Na het onverwachte overlijden op 78-jarige van mijn grootmoeder – die juist heel prettig oud leek te worden – was mijn grootvader nogal ontredderd en zo ging het de laatste jaren bergafwaarts met hem.

Zijn korte termijn geheugen functioneerde niet goed meer. In het bejaardenhuis waarin ik hem regelmatig bezocht voelde hij zich als liberaal van de oude stempel doodongelukkig. Ik schreef erover in mijn E-book Heimwee naar de Gerard Doustraat.

pa
Mijn vader in de talkshow van Karel van der Graaf, in 1996.

Mijn vader overleed in 2015 op 83-jarige leeftijd als gevolg van een kwaadaardige tumor, maar hij werd juist op een goede manier oud.

Hij was tot het laatst even scherpzinnig als altijd, behield zijn gevoel voor humor en aan zijn geheugen mankeerde niets.

In 2014 redigeerde hij nog de internet versie van zijn boek Kleine kwalen bij honden en katten en hij was nog steeds wetenschappelijk actief op het vlak van de diergeneeskunde, onder meer door het bezoeken van congressen.

Van moederskant: mijn moeder is zelf jong overleden en haar vader is niet oud geworden omdat hij in 1942 sneuvelde bij de Slag in de Javazee. Mijn grootvader van moederskant was voor de oorlog twee keer getrouwd. Beide vrouwen werden in de negentig en overleden omstreeks 2001.

Zijn tweede echtgenote die ik oma noemde (hoewel zij het biologisch niet was) werd eveneens op een goede manier oud. Toen ze negentig werd was ze nog steeds sociaal actief en ze had altijd mooie verhalen. Bijna zestig jaar lang leefde zij als weduwe; dat lot heeft ze moedig gedragen en zich nooit erover beklaagd.

Vroeger werd gezegd: de mens wikt, God beschikt. Voor de niet-gelovigen moet je misschien zeggen, het lot beschikt. Het idee dat je oude dag zo verpest kan worden door allerlei nare kwalen waar je geen greep op hebt vind ik persoonlijk angstaanjagend, maar het heeft geen zin om daarbij stil te staan.

adele-1967-jac-de-nijs
Adèle Bloemendaal in 1967, foto Jac de Nijs

Pluk de dag! Zou Adèle waarschijnlijk gezegd hebben. Degenen die getroffen werden door het nare lot van (om wat voor reden dan ook) moeizame laatste jaren zoals Adèle Bloemendaal, moeten we denk ik vooral proberen te herdenken zoals ze waren in hun beste dagen.

 

 

 

 

Foto bovenaan artikel: auteur Jan Zandbergen

 

 

Nederland in 2035 een islamitische republiek? Lees Verweesde kudde van Ronald Aarsen

Nederland in 2035 een islamitische republiek? Lees Verweesde kudde van Ronald Aarsen

Het afgelopen weekend heb ik in één ruk het boek Verweesde kudde uitgelezen van Ronald Aarsen. Het boek dat leest als een spannende thriller schetst een beklemmend beeld van Nederland waarin in 2035 een islamitische meerderheid een dictatoriaal bewind heeft gevestigd na een aantal oorlogen en rampen in het Midden-Oosten, met als gevolg daarvan enorme vluchtelingenstromen naar Europa. 

De Koninklijke Familie is gevlucht naar Argentinië en de autochtone Nederlanders zijn politiek gezien dusdanig versplinterd geraakt dat ze politiek geen vuist kunnen maken tegen de islamitische meerderheid. Wel zijn er onder de oppervlakte verzetsbewegingen en daarover handelt het boek.

verweesde-kudde-aarsen
Ronald Aarsen

Ronald Aarsen (1940) heeft een loopbaan achter de rug in de diplomatieke dienst als onder andere controller. Hij  werkte op het Ministerie van Buitenlandse Zaken en later op een aantal ambassades in het buitenland. Na zijn pensioen is hij begonnen aan een schrijversloopbaan, eerst met het boek De Kanselier en daarna Verweesde Kudde.

De hoofdpersoon in Verweesde Kudde, Alex van Heert, is ook werkzaam in de diplomatieke dienst en waarschijnlijk enigszins gemodelleerd naar het professionele leven van Aarsen zelf.

Alex van Heert wordt in het begin van het boek teruggeroepen van een buitenlandse missie naar de islamitische republiek Nederland. Van daaruit begint het plot zich te ontwikkelen. Geleidelijk wordt het boek steeds spannender en dat het af en toe een beetje als een jongensboek is geschreven, heeft mij niet gestoord.

Voor de goede orde: het is geen anti-moslim boek geworden. De “goeierikken”en de “slechterikken” in het boek bestaan zowel uit moslims als autochtone Nederlanders. Uit het boek blijkt dat Aarsen een goede kennis heeft van de islamitische cultuur en historie, zodat het ook in dit opzicht een leerzaam boek is.

Vooral leidt het boek tot reflectie over wat er kan gebeuren wanneer een democratisch land als Nederland overspoeld wordt door immigranten uit niet-democratische culturen, welke vervolgens terecht komen in parallelle samenlevingen waardoor de migratie per definitie gepaard gaat met onderling wantrouwen en rancune tussen bevolkingsgroepen.

In zijn voorwoord stelt auteur Ronald Aarsen dan ook:

“Mijn vurige hoop is dat in de nabije toekomst de toenadering en het begrip tussen alle bevolkingsgroepen in ons land, in tegenstelling tot de afloop in dit fictieve boek, wel succesvol zal zijn.”

Dat massa-immigratie in de omvang zoals wij het de afgelopen decennia meemaken uiteindelijk zal ontsporen kan een ieder bedenken, maar de vorm waarin dat zal gebeuren is uiteraard onbekend. Door in dit werk van fictie ons een variant voor te leggen dwingt auteur Ronald Aarsen de lezer tot nadenken over het onderwerp. Dat lijkt mij de diepere betekenis van dit werk.

Kortom, zeker een leestip: Verweesde kudde van Ronald Aarsen

verweesde-kudde

Soms komt de atheïst in mij weer tot leven

Soms komt de atheïst in mij weer tot leven

Mijn vader was protestant, mijn moeder katholiek. Allebei waren ze liberaal denkend en niet erg kerkelijk ingesteld. Wel vonden ze het van belang dat wij als kinderen voldoende mee kregen van de christelijke beschaving.   

Zo zaten mijn zusje en ik op een christelijke lagere school en ook hebben we een tijdje een zondagschool bezocht in de Moreelsestraat in Amsterdam-Zuid, al vermoed ik dat de strategie daarachter was dat mijn ouders dan zondagochtend konden uitslapen in een stil huis. Verder gingen mijn zusje en ik een enkele keer wel eens naar de kerk met onze katholieke oma in Den Haag.

blog-1
Mijn ouders bij hun huwelijk, 1957

Het huwelijk in 1957 van mijn ouders was niet zonder slag of stoot verlopen, want we hebben het over de tijd van de verzuiling. Een protestantse jongen met een katholiek meisje, dat ging niet zo maar. Er vonden ingewikkelde onderhandelingen plaats met allerlei geestelijke en wereldlijke raadgevers.

Vooral opa Gajentaan moest overtuigd worden en ik geloof dat mijn oma, in die jaren het stralende en altijd optimistische middelpunt van het sociale leven van de Gajentaans, uiteindelijk op diplomatieke wijze de zaak in kannen en kruiken bracht.

Alles in mijn jeugd en opvoeding zou er dus toe moeten leiden dat ik een milde agnost ben en in feite ben ik dat ook. Niet gelovig maar wel met een open oog en waardering voor de christelijke beschaving, waarbij ik als protestants-katholieke mix ook nog eens het voordeel heb dat ik de verschillende christelijke stromingen welwillend en vrij objectief kan beschouwen. Consequent als een protestant en vergevingsgezind als een katholiek, is dat niet the best of both worlds?

Toch kan heel af en toe de atheïst in mij weer tot leven komen, al ben ik met het klimmen der jaren in veel opzichten een stuk milder geworden. De oorsprong van deze innerlijke atheïst ligt in de jaren zestig en zeventig, want behalve kind van mijn ouders ben ik nu eenmaal ook een kind van het progressieve flower power tijdperk.

In die tijd werd het leven door de roze bril van een progressieve en radicale tijdsgeest bekeken en ook ik ben daar niet aan ontsnapt. Ik heb het nu over een tijd waarin de merkwaardige Meulenbeltiaanse symbiose van progressiviteit en islam-knuffelen die we nu zien bij veel progressieven, nog niet aan de orde was. Links was anti-kerkelijk in de jaren zestig en zeventig en met de islam hield niemand zich bezig.

Wat ons vooral stoorde in de hippietijd aan de enkele conservatief-christelijke geest die toen rondliep was dat deze lieden je altijd moralistisch toespraken en zichzelf in morele zin verheven achtten. Dat leidde automatisch tot de tegenreactie: God bestaat helemaal niet, dus laat mij met rust met je sprookjes!

Nu ja, ik had het hierboven al geschreven: met het klimmen der jaren ben ik wat milder geworden in veel zaken, ook het republikeinse is er wel af bij mij tenzij de Oranjes zich weer te buiten gaan aan rijkelui’s fratsen, dan komt ook de oude republikein in mij weer tot leven. Mijn innerlijke atheïst ligt rustig te slapen in een bed van agnostische mildheid tenzij hij ruw gewekt wordt.

Zo’n moment van ruw gewekt worden deed zich gisteren voor toen ik een tweet las van het CDA congres waarin Buma roept dat hij degenen wil beschermen die beledigd worden, niet degene die beledigt. Weer zo’n typisch geval van christelijke verdwazing of hoogmoed, dacht ik.

Heeft Buma de Verlichting gemist en Voltaire nooit gelezen, vroeg ik me af. Weet hij niet dat onze vrije democratische beschaving en wetenschappelijke vooruitgang moeizaam bevochten moest worden door kritische, spottende, ja soms beledigende geesten op een autocratisch en niet zo verlicht geloof, al was er met de christelijke kernwaarden misschien weinig mis?

Zou Sybrand Buma gemist hebben dat Europa bedreigd wordt door de overkomst van een religie die zich niet met de generaties aanpast aan de liberale rechtsorde zoals wij in al onze naïviteit verwachtten, maar zich integendeel steeds meer ontpopt tot de op onderwerping (islam – what’s in a name) gerichte soldatenreligie die het – bij nadere beschouwing –  misschien altijd al is geweest?

Heeft Buma niet opgelet toen de auteur Salman Rushdie in 1989 getroffen werd door een fatwa waardoor hij zijn hele leven zwaar beveiligd moest worden? Was Buma niet erbij toen er moordaanslagen werden gepleegd op Deense cartoonisten, was hij in slaap gevallen toen de complete (overigens links-anarchistisch ingestelde) redactie van #CharlieHebdo werd afgeslacht vanwege islamkritische cartoons, zat hij te dromen toen onze eigen Theo van Gogh midden op straat werd afgeslacht, met een pistool en een mes die eigenlijk voor de kritische intellectueel en politica Ayaan Hirsi Ali waren bestemd?

Nu ja, ik tweette er dit over:
Schermafdruk 2017-01-15 09.38.58.png

Op zulke momenten komt de oude atheïst in mij weer tot leven. Wat moeten we met dit soort hypocriet moralistisch gedraai en ontkenning van de feiten? Maar goed, inmiddels heb ik alweer een nachtje geslapen. Wie ben ik om me over de zin van het leven en de eeuwigheid uit te spreken? Wie weet is er meer tussen hemel en aarde of misschien ook niet. Ik zou het niet durven zeggen.

Dus toch maar agnost.

 

Waar gaat het heen met Defensie?

Waar gaat het heen met Defensie?

In de media lazen we afgelopen vrijdag dat Defensie een nieuw concept heeft uitgedokterd op verzoek van het parlement: het Total Force Concept.

Kennelijk is het de bedoeling dat Defensie meer gebruik gaat maken van kennis en materieel aanwezig in de samenleving en vice versa. Verder lijkt het erop dat er op Human Resources gebied besparingen en synergie worden nagestreefd door gebruik te maken van ZZP’ers en door Defensie te laten poolen met overheid en/of bedrijfsleven.

Nu zit ik me al een tijdje af te vragen waar het eigenlijk heen gaat met oze Defensie, los van de kaalslag aan bezuinigingen de afgelopen jaren. Wat is überhaupt het idee achter onze krijgsmacht? De nationale grenzen beschermen? Tja, die hebben we niet meer. Samenwerken met andere EU-landen? Okay, maar met wie precies dan en wie doet wat en waarom?

Aangezien mijn grootvader van moederskant als Officier voor de Koninklijke Marine dienst deed op de kruiser Hr. Ms. De Ruyter en daarmee samen met schout-bij-nacht Karel Doorman ten onder ging in 1942 tijdens de Slag in de Javazee, volg ik de opvolger van dit schip, de Zr. Ms. de Ruyter, zo’n beetje via Twitter.

Ruyter Soerabaja
Hr. Ms. de Ruyter in 1942 aan de kade van Soerabaja

Ook dit is erg verwarrend, los van de inzet van de bemanning die volgens mij voortreffelijk is. Het schip heeft de afgelopen maanden dienst gedaan in de Egeische Zee en zou daar mensensmokkelnetwerken moeten opsporen maar werd meer dan eens (in totaal 23 keer) ingezet om drenkelingen aan boord te nemen en /of deze te detecteren en andere schepen erbij te roepen.

ruyt-2
Het fregat Zr.Ms. de Ruyter

Op zich prima dat deze mensen gered worden maar waarom worden ze vervolgens naar de EU gebracht? Een enkele keer werden drenkelingen door Zr. Ms. de Ruyter overigens afgeleverd bij de Turkse kustwacht, maar naar mijn idee werden ze in de meeste gevallen naar Italië gebracht (na een overstap op de Italiaanse kustwacht of andere schepen) om vervolgens ongehinderd de EU in te trekken als illegale migranten. Duidelijke cijfers daarover krijgen we niet.

Stop_the_boats_-_Operation_Sovereign_BordersNet als velen stoor ik mij eraan dat de EU geen duidelijk Sovereign Borders concept heeft zoals Australië. Frontex (met steun van de Koninklijke Marine) doet in veel gevallen dienst als een veerdienst.

Verder valt mij op dat de Nederlandse Marine steeds meer bestaat uit ondersteunende (logistieke) schepen in plaats van kruisers, laat staan vliegdekschepen die we in onze gloriedagen na WO2 nog hadden (het vermaarde vliegdekschip Karel Doorman).

Bij de landmacht zien we hetzelfde, steeds minder tanks. Waar we in de jaren tachtig nog ruim 900 tanks hadden hebben we er nu een stuk of twintig geleased van Duitsland geloof ik. Wellicht met fiscale bijtelling, je weet maar nooit…

Hoe het ook zij, een beetje balorig geworden lanceerde ik een peiling op Twitter over wat we nu eigenlijk willen, een Defensie met een duidelijke strategie (zoals een Sovereign Borders beleid) of een Total Force Concept?

Van mijn tijdlijn zag 93% meer in een Sovereign Borders beleid, maar minister Hennis herself maakte mij er attent op via Twitter dat de samenstelling van de krijgsmacht (c.q. het Total Force Concept) iets heel anders is dan het takenpakket (zoals bijvoorbeeld, een Sovereign Borders beleid).

schermafdruk-2017-01-14-15-06-20

Welnu, daarin moet ik de minister gelijk geven, bovendien zag ik dat ik in mijn peiling tweet Total Force Concept had verhaspeld tot Total Concept Force dus die tweet heb ik maar weggehaald. Altijd lastig die holle consultants kretologie. Snel reageren via Twitter kan wel eens tegen je werken: mea culpa.

Dit alles neemt niet weg dat de rare half/half constructie waarin we zitten met de EU ertoe leidt dat steeds meer taken worden afgestoten naar een centraal niveau of gedeeld wordt tussen landen, maar formeel zijn de lidstaten nog soeverein. Als gevolg hiervan wordt ook het Defensiebeleid er bepaald niet helderder op qua doel, strategie en middelen. Dat is misschien relevanter dan een flexibel eigentijds workforce of participatie concept.

Zolang de EU gedomineerd wordt door redelijk vage types als een Angela Merkel en een François Hollande op het niveau van de natiestaten en in het hoofdkantoor te Brussel door ongekozen koningen zoals de cynische Juncker of de wereldvreemde idealisten Timmermans en Mogherini hoeven we niet te verwachten dat er iets duidelijks uit de Brusselse bus komt in de zin van een Sovereign Borders beleid.

Toch heeft de West-Europese bevolking hieraan grote behoefte, lijkt mij. We betalen belasting voor een uitgeholde krijgsmacht waarvan niemand nog snapt waar die nu eigenlijk precies mee bezig is en welk doel of belang deze dient.

Ja, ik ben voorstander van een sterke Defensie, ik ben ook voorstander van een betere samenwerking binnen EU-verband (Europese landen in hun eentje zijn immers niet sterk genoeg gezien de aard van de bedreigingen) maar het moet wel duidelijk zijn dat onze nationale belangen gediend worden in die samenwerking.

Een Koninklijke Marine die ingezet wordt om illegale migranten naar de EU te vervoeren dient volgens mij niet onze belangen. Meer duidelijkheid krijgen over het beleid op dit soort punten is volgens mij een grotere prioriteit dan allerlei leuke participatie- en flexibiliseringsplannen volgens het Total Force Concept. Heb ik het nu goed geschreven?

 

 

 

 

Eddy en ik

Eddy en ik

Eddy was mijn beste vriend in de brugklas op het Amsterdams Lyceum. Het was 1971. Twee opgeschoten, magere jongens waren we, met lange wapperende haren. Eddy was joods, ik protestants, maar met het geloof hielden we ons absoluut niet bezig.

Eddy had thuis een drumstel staan in een aparte ruimte, in de villa in Amsterdam Oud-Zuid van zijn ouders. Zijn vader deed iets in de textiel, geloof ik. Eddy was altijd druk in de weer met allerlei bandjes, hij was ook een soort band manager in spe en had een eigen disco show. Vaak bezocht ik hem thuis en luisterde naar zijn begeesterde verhalen.

In die tijd ging het niet zo prettig bij mij thuis, om verschillende redenen. Bij Eddy thuis was warmte en geborgenheid, dat kon je merken. Ik voelde me er altijd op mijn gemak als we matses aten met bruine suiker, samen met de zussen en broers van Eddy op de bank gezeten.

Terwijl ik nipt overging naar de tweede klas, bleef Eddy zitten. Op enig moment werd Eddy verzocht een andere school te zoeken. Of hij nu leerproblemen had of gebrek aan discipline, weet ik niet. In ieder geval zaten we allebei regelmatig op het strafbankje in de gang, tegenover de kamer van de rector, de nogal gezette heer Van Pesch. Als je geluk had kwam je ervan af met het halen van wat broodjes voor de heer Van Pesch.

Kwaaie jongens waren we niet, maar we hadden wel iets rebels. Na het Amsterdams Lyceum heeft Eddy het nog op een stuk of vijf middelbare scholen geprobeerd, maar verder dan de tweede klas is hij nooit gekomen. School en Eddy was geen gelukkige combinatie. We verloren elkaar uit het oog.

Ergens in de jaren negentig, ik werkte op een assurantiekantoor, had ik Eddy ineens aan de telefoon in verband met de één of andere polis. Hij zat toen ook in de textiel, meen ik. Eddy sprak keurig ABN, een beetje zoals zijn vader vroeger en waarschijnlijk gold voor mij hetzelfde. We zijn  twee keurige heren geworden, dacht ik.

Al die tijd hebben we elkaar niet meer gezien of gesproken, totdat Eddy een jaar of anderhalf geleden contact legde via Facebook. Hij woont nu in Spanje, waar hij een succesvol eigen bedrijf heeft. Een schooldiploma is dus niet bepalend voor het slagen in het leven; gelukkig maar. Dat Eddy destijds het Amsterdams Lyceum moest verlaten zit hem nog altijd een beetje dwars, geloof ik.  In februari bestaat de school honderd jaar trouwens.

We spraken af bij één van de bezoekjes van Eddy met zijn Spaanse vrouw aan Amsterdam. Zijn broers en zussen waren er ook, vrienden, familie. Eddy en ik, twee heren op gevorderde leeftijd inmiddels, sloten elkaar in de armen.

Gelukkig was de Amsterdamse gein niet verdwenen, want ik heb heel wat gelachen die avond. Met Eddy in de buurt hoef je je nooit te vervelen en dat rebelse heeft hij nog steeds. Dat geldt ook voor mij, hoop ik.

Op de terugweg naar Rotterdam in de auto moest ik denken aan het leven van mijn grootvader bij wie verschillende joodse vrienden een belangrijke rol speelden in zijn leven, van wie sommigen de Tweede Wereldoorlog overleefden, anderen niet.

Zo had je de flamboyante “Maupie” de Hartogh, de Amsterdamse huisarts en voorzitter van zijn eigen éénmanspartij; de man die het ICA had opgericht en met het plan kwam voor de Amsterdamse Sinterklaasintocht. De creatieve cartoonist Jo Spier die de illustraties verzorgde voor opa’s boek, of de degelijke Max Goldenberg die met opa in het Amsterdamse Oranje-Comité zat maar de oorlog net als zijn vrouw helaas niet overleefde.

Wat is dat nu, dat specifieke dat we Amsterdamse humor noemen, dacht ik. Die humor, dat bijdehante, het spirituele ook… Is het niet het gelukkige resultaat van een eeuwenlang vreedzaam samenleven van joodse, protestantse en katholieke Amsterdammers in een vrije stad, totdat de nazi’s ruw besloten dat er een einde aan moest komen?

Al rijdend bedacht ik me dat ik me domweg gelukkig voelde daar bij Eddy en zijn vrienden en familie, net als vroeger; het leek een warm Amsterdams bad dat ik een tijdje gemist had of sloeg mijn verbeelding nu op hol?

Nou ja, Amsterdam is ook niet meer wat het geweest is  dacht ik, terwijl ik op de snelweg Den Haag alweer passeerde en Rotterdam in zicht kwam. Eddy en ik zijn twee vogels die het Amsterdamse nest hebben verlaten, dus klagen geeft geen pas. Andere vogels hebben het nest overgenomen.

Mijn wortels in de Cornelis Schuytstraat

Mijn wortels in de Cornelis Schuytstraat

Laatst stuitte ik bij YouTube op een leuk stukje Theodor Holman van anderhalve minuut over de Cornelis Schuytstraat. Een winkelstraat in Amsterdam-Zuid die in de loop der tijden erg is veranderd, zoals Theodor kort en krachtig uitlegt. De winkels van toen zijn allemaal veranderd in “dure winkels” en restaurants. Een beetje bekakte straat voor de bon chic bon genre elite van Amsterdam-Zuid.

Roots
Het toeval wil dat er nogal wat roots van mijn familie in de Cornelis Schuytstraat liggen. Mijn vader en ik zijn er allebei geboren, niet letterlijk natuurlijk want dat gebeurde toen nog in het ziekenhuis, maar we hebben er allebei onze eerste levensjaren doorgebracht.

cor-schuyt-1Mijn vader, Johan Eduard geheten maar altijd Jan genoemd, is geboren op 26 juli 1931. Mijn grootouders woonden toen op het adres Cornelis Schuytstraat 5, zoals in de geboorteadvertentie  – uiteraard in het Algemeen Handelsblad – te zien is.

familie
Familie Gajentaan, eind jaren dertig

Een jaar of vijf later verhuisden ze één straat verder naar het adres  Johannes Verhulststraat 115 waar mijn grootvader de dierenartsenpraktijk die hij in 1927 was begonnen aan de Willemsparkweg voortzette, maar waar het gezin ook ging wonen.

Deze dierenartsenpraktijk in de Johannes Verhulststraat  bestaat nog steeds, maar is na de periode van mijn grootvader en mijn vader overgegaan naar andere dierenartsen. Update zomer 2019: deze praktijk is nu verhuisd naar de Sophialaan. Dus na 85 jaar is er geen dierenartsenpraktijk meer in de Johannes Verhulststraat. Op de foto hieronder zie je de auto van mijn opa voor de praktijk staan, ongeveer in 1937. Met dierenartsen aesculaap!

Johannes Verhulst auto opa
De auto van dierenarts Gajentaan voor de Johannes Verhulststraat, nr 115, ca. 1937

Opvallend is dat terwijl dierenarts vroeger een echt mannenberoep was, de huidige maatschap volledig uit vrouwen bestaat. Het portiek hieronder roept heel wat herinneringen bij mij op. Je moest als klein mannetje hoog springen om de bel te raken, als de deur niet open stond!

schermafdruk-2016-12-17-17-18-36

Ook het hondje dat cartoonist Jo Spier in 1940 tekende voor het boek van mijn opa “Volgende patiënt!” vinden we terug bij de dierenkliniek Vondelpark zoals de praktijk nu heet, alleen wordt het hondje inmiddels vergezeld door een poesje.

 

cor-schuyt-2Maar goed, ik dwaal af; we hadden het over de Cornelis Schuytstraat.

Op 17 augustus 1959 zag schrijver dezes het levenslicht en na een kort verblijf in de Dijsselhofkliniek verscheen ook ik in de Cornelis Schuytstraat, maar dan op nummer 24.

Daar woonden mijn ouders met mijn anderhalf jaar eerder geboren zusje in een klein appartement op de eerste verdieping. Zoals Theodor Holman zegt in het filmpje had je vroeger al veel winkels in de Cornelis Schuytstraat, maar waren dat minder kakkineuze winkels dan nu het geval is.

Zo woonden wij boven de sigarenwinkel van Louis, een heel aardige kerel waarmee mijn vader het goed kon vinden. De sigarenwinkel bestaat nu niet meer. Verschillende modewinkels hebben elkaar afgewisseld; er zit nu een VLVT fashion store. De onderkant van het pand is helemaal witgekalkt.

vlvt

Je had vroeger in hetzelfde blok ook een drankenhandel die later een Gall & Gall is geworden.  Iets verderop zat melkboer Nan, met een lekker ruikende winkel vol melk, kaas en pudding en andere delicatessen.

schuyt5

Het echtpaar Nan had twee dochters, Eveline (hier links op de foto met mijn zusje) en Yvonne, die ongeveer dezelfde leeftijd hadden als mijn zusje en ik en waarmee we veel speelden.

Ik herinner me dat je lopend door de winkel van de Nan’s in het woongedeelte achterin kwam, waar op verjaardagen de traditionele stoelendans werd gehouden.

Verder staat me nog bij dat iedereen in de Cornelis Schuytstraat mij Janneman noemde.

Als ik naar de kapper moest dan was dat bij Boele in de Cornelis Schuytstraat, op de hoek bij de Johannes Verhulststraat. Een echte ouderwetse herenkapper met glimmende spiegels en een tafel met stripbladen waarin ik graag las. Later ging ik naar kapper Belderink in de Johannes Verhulststraat. Waar kapper Boele vroeger zat, bevindt zich nu een hippe lounge: Joe & The Juice.

kapper
Kapsalon Boele is Joe & The Juice geworden

Om een beetje in de begin-jaren-zestig-Cornelis-Schuytstraat stemming te komen, hieronder een kleine collage van familiefoto’s uit die tijd.

Zo rond 1964 maakte mijn vader een zelfde beweging als mijn grootvader in de jaren dertig, d.w.z. hij verhuisde naar de Johannes Verhulststraat 115 en nam daar de praktijk annex (toen nog) woning over. Mijn grootouders gingen toen wonen in Buitenveldert.

Maud4around1962Helaas was mijn moeder toen al ernstig ziek en zij zou op 13 juni 1965 overlijden in de Johannes Verhulststraat nr 115, nog maar 35 jaar oud.

Voor mij is het geluk en de onschuld van mijn jeugd daarom op een wonderlijke manier gekoppeld aan de Cornelis Schuytstraat, ook al woonden we daar in een piepklein appartementje in een straat met – toen nog – heel normale en totaal niet kakkineuze winkeliers, die mij Janneman noemden.

Het verloren paradijs, zou je kunnen zeggen.

Daarom roept de Cornelis Schuytstraat, al kom ik daar niet meer zo vaak, een bijzonder gevoel van nostalgie op.

P.s.

Over de Cornelis Schuytstraat en winkels gesproken: ik kan me nog goed herinneren dat ik in de jaren zestig en zeventig vaak verse vis moest kopen bij vishandel Balm, een mooie en goed geoutilleerde zaak in de Cornelis Schuytstraat op nr. 38.

Pas onlangs kwam ik erachter dat voor de oorlog (vanaf 1913) op hetzelfde adres de vishandel Dreyling & Co zat, destijds een begrip in Amsterdam-Zuid. Vermoedelijk is deze vishandel na de oorlog overgenomen door de familie Balm. Inmiddels is Balm er ook niet meer; op nr 38 bevindt zich nu een DA Drogist.

Eén van de vennoten van de vishandel Dreyling & Co was ene Lubart Gajentaan, broer van mijn overgrootvader Jan Gajentaan die op zijn beurt boekhouder en accountant was, maar zijn zoon en kleinzoon werden dus dierenarts. In 1926 is deze Lubart Gajentaan overleden, nog maar 55 jaar oud. De Gajentaan-roots in de Cornelis Schuytstraat gaan dus nog verder terug, dan ik dacht!

lubartlubart3

DA drogist

Op de plek waar vroeger de vishandel van Lubart Gajentaan zat en later Balm, zit nu een DA drogist. De voorzijde van de gevel, de vorm van de vitrine en de deuren zijn intact gebleven.

 

 

Johnny Rep, gevallen held uit de jaren zeventig

Johnny Rep, gevallen held uit de jaren zeventig

Vorige week kreeg ik het boek Buitenbeentje over voetbalheld Johnny Rep van mijn lieve zus, die al jaren op Texel woont en daar een bed-and-breakfast heeft die zij ooit is begonnen met haar helaas enkele jaren geleden overleden partner Carel, bekend van Carel’s Café in Amsterdam.

Na een aantal lange vakanties in de jaren negentig op een kleine camping op het eiland voelden zij zich er zó op hun gemak dat ze er zijn blijven wonen. Mijn zus is op Texel bevriend geraakt met schrijver-journalist Theun de Winter en ondernemer Henk-Jan Klok, die op hun beurt weer boezemvrienden zijn van Johnny Rep, die ook graag op Texel verblijft en daar jaarlijks in mei zijn wielerwedstrijd voor het goede doel de Johnny Rep Classic organiseert.

rep-7Op 3 december jl. kwam Johnny Rep langs in Texel voor een signeersessie van zijn boek in café De Slock en naar haar zeggen kwam mijn zus er niet onderuit het boek te kopen, wat ze graag deed voor mij als idolaat Ajax-fan van de vroege jaren zeventig.  Met een woordje van Johnny zelf voorin.

Een hele leuke verrassing om zoiets te krijgen met een persoonlijk woordje van één van je jeugdhelden!

Herinneringen
Het boek dat is geschreven door Mark van den Heuvel, heb ik inmiddels met veel plezier  gelezen. Natuurlijk roept het veel herinneringen op aan die fantastische tijd van het Gouden Ajax, eind jaren zestig en begin zeventig. Dat nooit meer herhaalde wonder van de godenzonen, dat door Rep in het boek op vrij nuchtere wijze wordt verklaard, heb ik zelf mogen meemaken.

janvoetbal
Dit ben ik als DWS speler in 1974

Ik stond als jong Amsterdammertje drie keer op het Leidseplein toen de godenzonen de cup met de grote oren naar Amsterdam brachten. Toen het WK 1974 werd gespeeld, het hoogtepunt van Rep’s generatie, was ik 15 jaar.

Ik heb nog de laatste oefenwedstrijd voor dat WK gezien in het Olympisch Stadion op 26 mei 1974, waar Nederland met 4-1 won van Argentinië, het land dat op het WK zelf met 4-0 werd verslagen, mede dankzij een goal van Rep.

Levensverhaal Johnny Rep
Het levensverhaal van Johnny Rep die als jongeling vanaf 1972 deel uitmaakte van het Gouden Ajax en daar op enig moment de positie van Mister Ajax Sjaak Swart als rechtsbuiten overnam, is alom bekend en werd onlangs nog beschreven door Johan Derksen als “een film”.

De stervoetballer van Ajax en Oranje vertrok in 1975 naar het buitenland waar hij achtereenvolgens speelde voor Valencia (twee jaar), Bastia (twee jaar) en Saint Etienne (vier jaar) waar hij tot de dag van vandaag een cultheld is.

Gewend geraakt aan een bourgondische levensstijl en een wijntje bij het eten in de zuidelijke landen, kwam womanizer Rep na zijn spelerscarrière in een vrije val terecht waar geld, drank, drugs en vrouwen een rol speelden, om met oud-Ajax trainer George Knobel te spreken. Het boek beschrijft de levensloop van Rep, zijn eigen commentaar daarop en dat van vrienden en bekenden, zonder te vervallen in een opgeheven vingertje of moralisme.

Het wordt duidelijk dat Rep uiteindelijk tegen zijn zin in twee huwelijken verspeelde door zijn eigen losbandige gedrag, de eerste met zijn eerste vrouw en jeugdliefde Trudy met wie hij twee kinderen  heeft (inmiddels veertigers), de tweede met ene Paula waarmee hij een jongere zoon heeft, maar hun korte huwelijk liep uit op een vechtscheiding, met de zoon als kind van de rekening. Met Trudy is nog steeds een vriendschappelijke band.

Annabel
Aangezien Johnny Rep ook maar een mens is kwam hij als gevolg van zijn gebroken huwelijken in een jarenlange depressie  (flink dippie in Rep’s woorden) terecht. Sinds enkele jaren lacht het geluk de inmiddels 65-jarige Rep weer toe, een geluk dat hij heeft gevonden met de Nederlandse Annabel van Nieuwenhuizen, een gescheiden vrouw met drie kinderen die een restaurant heeft in Spanje, waar het stel de grootste tijd van het jaar leeft.

Annabel heeft de rusteloze Rep enigszins getemd (niet helemaal qua drankgebruik en andere rebellenstreken want dat lukt nooit, blijkt uit het boek). Zij kan de plagerige charmeur die Rep is op waarde schatten.

Een groot deel van het boek gaat over Rep’s roerige verleden (hij wilde het boek zelf Hoeren en Snoeren noemen)  met veel geestige anekdotes, maar ik zal niet te veel verklappen want wie dat wil weten moet het boek zelf maar lezen!

Johnny Rep, een onderschatte speler?
Hoe goed was Rep eigenlijk? Het boek geeft interessante achtergronden. Zaankanter Johnny Rep (die eigenlijk Nicolaas Rep heet) speelde op zijn 16e jaar al in het eerste elftal van de Zaanse club ZFC en kwam bij toeval bij Ajax terecht; een oom had hem daar opgegeven.

Toen Rep met hard werken en trainen en door zijn talent in beeld kwam van de selectie, kreeg hij Johan Cruijff als mentor wat soms tot spanningen leidde omdat Rep als mens niet zo klikte met Cruijff, wel met zijn eigen jeugdheld Piet Keizer. In het veld was er wél een klik met Cruijff.

Rep vertelt in het boek over over de rol van Mister Ajax Sjaak Swart die hem zag als een bedreiging voor zijn vrijwel onaantastbare positie binnen Ajax en een negatief imago van Johnny verspreidde. Volgens Rep was zijn bijnaam “goudhaantje” afkomstig van Sjaak Swart en werd dat gretig overgenomen door de media. Naar Rep’s zeggen onterecht:  hij was op zijn 19e al beter en sneller dan Swart, vindt hij.

Gaslighting
Zou Rep slachtoffer zijn geworden van een bepaalde vorm van gaslighting door Sjaak Swart en de media? Moesten we geloven dat het hem allemaal maar kwam aanwaaien en is daardoor de mythe ontstaan dat Johnny Rep – nog steeds onze WK-topscorer aller tijden en één van de weinige spelers die twee WK finales speelde – een matige speler was bij wie de goals in de schoot kwamen vallen door het werk van anderen?

Ik besloot nog eens aandachtig te kijken naar een fragment van de wedstrijd om de wereldbeker Ajax – Independiente uit 1972, de grote doorbraak van Johnny Rep. In de eerste helft zien we Sjaak Swart als een ouderwetse, vrij statische rechtsbuiten die hoge voorzetten geeft. In de tweede helft verschijnt Rep op het toneel. Het spel oogt meteen anders, moderner.

Cruijff, Rep en Keizer spelen na de pauze samen de verdediging van Independiente aan gort, waarbij Cruijff uitwijkt naar links en Rep opdoemt in de spits en zo eerst de 2-0 scoort, vervolgens op de paal schiet na twee schitterende passes van Cruijff met precies het benodigde effect.

De derde goal van Ajax (tweede van Rep) is van een nog grotere schoonheid, wat goed blijkt als je de herhaling bekijkt aan het einde van het filmpje hierboven. Rep gaat precies op het juiste moment sprinten vanaf het middenveld, de steekpass van Cruijff is prachtig getimed en de afronding van de toen 20-jarige Rep, die op volle snelheid met een kwikzilverachtige voetbeweging de keeper op het verkeerde been zet, is subliem. Kom er nog maar eens om in deze tijd waarin het Nederlandse voetbal internationaal gezien de ene flater na de andere slaat.

Ja, die Johnny Rep kon er echt wel wat van, maar na 1975 raakte hij buiten beeld door zijn buitenlandse avonturen waarvan in die tijd nog niet verslag werd gedaan in de Nederlandse media zoals dat nu het geval is. Misschien was Johnny Rep dus wel beter dan wij toen dachten door het goudhaantje verhaal.

In 1978 maakte Rep een belangrijk WK-doelpunt tegen Schotland, waardoor Nederland nét niet werd uitgeschakeld in de groepsfase van dat toernooi. Hier breekt Rep de Schotse verdediging door vanuit zijn rechtsbuitenpositie het middenveld op te stomen en daar verwoestend uit te halen.

Nadagen spelerscarrìère en trainersloopbaan
Door zijn loopbaan vanaf 1975 bij clubs als Valencia, Bastia en St Etienne, waar hij letterlijk leefde als een God in Frankrijk, raakte Rep al wat uit het zicht. In de jaren tachtig speelde hij weer in Nederland, bij clubs als PEC Zwolle en zelfs twee jaar bij Feyenoord, maar daar was hij voornamelijk bankzitter.

Als trainer is Rep niet verder gekomen dan de amateurclubs VV Zwarte Schapen, FC Omniworld, vv Texel ’94 en RKSV Pancratius. Mogelijk heeft zijn reputatie als “Pietje Bell” en “Don Juan” hem daarbij in de weg gezeten. Zoals hierboven aangehaald leidde zijn onrustige stapgedrag tot twee echtscheidingen, die hem niet in de koude kleren gingen zitten.

Een groot deel van zijn als speler vergaarde fortuin raakte Rep kwijt, waardoor hij uiteindelijk terecht kwam in een klein appartementje in de Zaanstreek. Hij overleefde dankzij het Schnabbelcircuit (in voetbalkantine’s treedt hij op met de Johnny Rep Quiz met een begeleider) en door een baantje als spelersrapporteur bij de Telegraaf.

Naar eigen zeggen had Rep graag een rol gespeeld als scout bij Ajax en heeft hij vele bruikbare tips gegeven (zo vond hij twee jaar geleden al dat Hakim Zyech gekocht moest worden) maar komt hij er niet doorheen in de pikorde van Ajax, dat zoals bekend al jaren door een veel te ingewikkelde management- en bestuursstructuur wordt geteisterd waar ook de zogenaamde Cruijff-revolutie weinig aan kon veranderen. Cruijff zelf haakte dan ook kort voor zijn dood teleurgesteld af.

Sinds een paar jaar is het leven van Johnny Rep, die nooit een echte Ajacied was en meer hart heeft voor een club als Saint Étienne waar hij nog steeds op handen wordt gedragen,  in een rustiger vaarwater gekomen door zijn relatie met Annabel en hun leven bij het restaurant in Spanje een deel van het jaar, waarbij Rep niet te beroerd is om de handen uit de mouwen te steken. Dat Spaanse leven past hem goed, want in Nederland heeft hij nooit meer helemaal kunnen wennen na zijn buitenlandse avonturen in de jaren zeventig.

Op de vraag wie de mens Rep nu echt is kan het boek geen duidelijk antwoord geven, de auteur geeft dat zelf ook toe, daarvoor is Rep een te rebelse en ongrijpbare figuur die graag van de hak op de tak springt in zijn verhalen. Toch maakt dit het boek niet minder plezierig om te lezen: dat ongrijpbare hoorde bij de voetballer Johnny Rep en het hoort kennelijk ook bij hem als mens. Het boek vervalt zoals al aangegeven gelukkig niet in gemoraliseer of een opgeheven vingertje; de lezer wordt vrij gelaten in zijn conclusies.

Een aanrader dus als kerstgeschenk: het boek Buitenbeentje

Gedachten over Waarover men niet spreekt – deel 3 (slot)

Gedachten over Waarover men niet spreekt – deel 3 (slot)

Vandaag het slot van mijn trilogie over het baanbrekende boek van Wim van Rooy uit 2015, Waarover men niet spreekt. In deel 1  ging ik in op het onderscheid islam/islamisme dat volgens Wim van Rooy ten onrechte wordt gemaakt. In deel 2   filosofeerde ik over het voorstel voor een islamverbod van de PVV aan de hand van het boek, waarin deze vraag overigens niet expliciet aan de orde komt. Nu deel 3, waar ik zal ingaan op de (on)mogelijkheid van hervorming van de islam volgens Wim van Rooy en ook op het concept “verstandig patriottisme”.

Is de islam te hervormen?
Deze vraag is de laatste tijd nadrukkelijk aan de orde. Sinds twee jaar zit Ayaan Hirsi Ali, die zich voorheen profileerde als atheist (ex-moslim) op de koers van de hervormers binnen islam, met haar Mekka, Medina en Manhattan theorie. Een andere interessante islam-hervormer is Maajid Nawaz, hier in gesprek met Theodor Holman. En er zijn natuurlijk meer islamitische hervormers.

Hoewel Wim van Rooy sympathiek staat tegenover deze hervormers en vindt dat ze gesteund moeten worden, is hij vanuit theoretisch oogpunt en op basis van zijn 15-jarige islamstudie sceptisch over de mogelijkheid de islam te hervormen. Van Rooy kenschetst de islam als een supremacistische ideologie en ook als in de kern antisemitisch. Dat begint al bij de profeet Mohammed, die persoonlijk een Joodse stam om het leven bracht volgens de heilige schrift.

Ook gaat Van Rooy uitgebreid in op het leven van de grootmoefti van Jeruzalem Mohammed Amin al-Hoesseini (pagina 606/607) zoals bekend één van de belangrijkste bondgenoten van Hitler. Van Rooy verwijst naar het boek van Rubin en Schwanitz uit 2014 over de nauwe verstrengeling tussen islam en nazisme voorafgaand aan en tijdens WO2: Nazis, Islamists, and the Making of the Modern Middle East, een duistere alliantie die tot de dag van vandaag een bepalende rol speelt in het Midden-Oosten en veel van de verstokte Israel-haat verklaart.

Verder wijst Van Rooy erop dat er wel degelijk een soort hervorming of reformatie gaande is in de islamitische wereld, in die zin dat men teruggaat naar de oorspronkelijke teksten van Koran en Hadith e.d.,  net zoals de christelijke wereld ooit door Luther terugging naar de oorspronkelijke bijbelteksten. Echter, waar dit een gunstig gevolg had voor het Westen (protestantisme als positieve kracht) werkt deze reformatie in de islam alleen maar méér bloedvergieten in de hand, juist door het gewelddadig karakter van de islam in de pure vorm.

Wim van Rooy daarover (pagina 292):

Wat dus gunstig uitpakte voor het christendom, is nefast voor de islam en voor het Westen. Christendom en islam volgen hetzelfde patroon, maar het ene ging vooruit, onder meer omdat wat in de schrift staat een humane samenleving mogelijk maakt, terwijl het andere ver-achtelijkt omdat Koran en Hadith vol omineuze en wrede oproepen staan.
Een christen kan leven in de moderniteit en aanvaardt scheiding van kerk en staat, een moslim kan dat niet en vindt nergens, buiten het soefi-gebeuren, het spirituele – en dat blijkt elke dag. Zonder de wet (sharia) staat de islam nergens, terwijl het christendom de wet van de staat aanvaardt. De radicalisering van de islam zit in zijn algemene culturele waarden, die héél anders zijn dan die van christendom en jodendom. En het zijn die culturele waarden die vandaag het Westen teisteren. Maar de brave westerling: hij hoopte voort.

Van Rooy constateert dus dat de hervorming die in feite gaande is in de islamitische wereld volledig de verkeerde kant opgaat (vanuit westers perspectief bekeken) terwijl een kleine groep veelal door het Westen geïnspireerde hervormers zoals Ayaan Hirsi Ali of Maajid Nawaz daar nauwelijks invloed op kunnen uitoefenen en voortdurend moeten vrezen voor hun leven.

Dat deze moedige mensen net als alle andere hervormingsgezinde moslims (of ex-moslims) alle denkbare steun verdienen, is weer een andere zaak. Maar het mag onze ogen niet sluiten voor de realiteit. Van Rooy wijst erop dat er eerdere hervormbewegingen zijn geweest in de islam (Tazimat beweging, pag. 594) die om dezelfde redenen uiteindelijk het onderspit moesten delven.

Verstandig patriottisme
Wim van Rooy gaat in zijn boek dat zoals ik schreef voor het grootste deel een snoeiharde analyse is van onze falende elites (zowel van links als rechts) en van de uit het cultureel-marxisme van de jaren zestig voortkomende “pensée unique”  en political correctness, ook uitgebreid in op de rol van de EU als antidemocratische en massa-immigratie bevorderende institutie. Dit in combinatie met het pro-islam standpunt van bijvoorbeeld eurocommissaris Federica Mogherini (verantwoordelijk voor buitenlands beleid én veiligheid van de EU) is natuurlijk een afschrikwekkend geheel voor een vrijheidslievende denker als Wim van Rooy.

Van Rooy daarover (pagina 482):

We moeten niet, zoals de Nederlandse filosoof en modieuze denker Wilhelm Schinkel, ons land (in zijn geval Nederland) opnieuw uitvinden. Dat is postmoderne prietpraat. De meeste mensen vermoeden immers terecht dat de natiestaat zoals die na de Tweede Wereldoorlog gestalte kreeg de enige structuur is die mensen nog als sociale en solidaire wezens kan doen leven. Alles wat daarbuiten valt is te groot, is onoverzichtelijk. We moeten niet opnieuw iets uitvinden. De maatschappelijke druk tot steeds maar weer veranderen en vernieuwen die op vele mensen weegt, is noodlottig voor het psychisch evenwicht, dat blijkt. Die nieuwe onoverzichtelijkheid leidt tot neurosen en psychosen. Velen kijken niet eens meer naar het nieuws.

Van Rooy pleit daarom voor een “verstandig patriottisme” en ”redelijk nationalisme” als enige uitweg tussen doorgeslagen postmodern globalisme en hysterisch ultranationalisme. Hij beroept zich hierbij op denkers als Hume, of in onze tijd Paul Collier en John Gray (pag. 497, quote van John Gray: politiek gezien kan een democratie niet meer behappen dan een natiestaat) en maakt en passant gehakt van de “hysterische halve volkscommissaris” Guy Verhofstadt (pag. 496).

Deze denkrichting van Wim van Rooy is dezelfde, maar beter verwoord en onderbouwd, als degene die ik de afgelopen jaren ben ingeslagen. En ik ben niet de enige, getuige de keuze van de Amerikanen voor Trump en de opkomst van politici als Farage, Wilders en Marine Le Pen.

Het gaat er niet om dat we terugkeren naar een soort autarkisch ideaal, maar de wereld is wel toe aan een herijking richting meer kleinschaligheid, waarbij de democratische natiestaat weer haar rol kan spelen als bindende factor.

Bijkomend voordeel is dat dit patriottisme mits het vorm wordt gegeven op niet-raciale basis, ook een bindende factor kan zijn tussen de nieuwe(re) Nederlanders en degenen waarvan de familie hier al eeuwen verblijft. Zo wordt patriottisme een wapen tegen radicalisering en een manier om de fnuikende polarisatie te overwinnen.

Lees dit boek!
Ik hoop met deze drie beschouwingen een tipje van de sluier te hebben gelicht wat betreft dit baanbrekende boek. Ik wil een ieder die het boek nog niet gelezen heeft aanmoedigen dit alsnog te doen. Het is ook een must-read voor politici, mensen uit de media, journalisten, opiniemakers, zakenmensen, ambtenaren en wat dies meer zij.

De inhoud van het boek is zeer rijk en ik heb ik mijn artikelen maar een fractie weer kunnen geven. Zoals aangehaald is het boek geschreven op een wijze die wel enig inzicht vereist in filosofische en sociologische concepten. Ik moest zelf af en toe ook een begrip googelen om sommige zinnen goed te begrijpen, maar dat is op zich ook weer een leerzame exercitie natuurlijk.

Het lijkt mij een goede zaak als dit boek vertaald zou worden in het Engels, Frans en in het Duits. De context aan voorbeelden die nu veelal uit België en Nederland afkomstig is, zou dan aangepast moeten worden met voorbeelden uit de Angelsaksische, Franse respectievelijk Duitse context. Op die manier zou het boek nog meer kunnen bijdragen aan een Europese herbezinning op de wegen die zijn ingeslagen sinds mei 1968. Want dat is hard nodig!

Gedachten over Waarover men niet spreekt – deel 2

Gedachten over Waarover men niet spreekt – deel 2

Gisteren begon ik met mijn beschouwing over het baanbrekende boek van Wim van Rooy. Ik behandelde de vraag in hoeverre het onderscheid dat gemaakt wordt in het Westen tussen islam en islamisme zinvol en realistisch is. Vandaag begin ik aan mijn tweede onderzoeksvraag, namelijk wat kunnen we uit het boek halen met betrekking tot het veelbesproken programmapunt van de PVV (A4 programma), een totaalverbod op vrijwel alle uitingen van de islam in Nederland?

Laat mij beginnen duidelijk te stellen dat deze vraag niet heel uitgebreid aan de orde komt in het boek van Wim van Rooy. De lezer zal het dus moeten stellen met mijn gedachtenspinsels daarover na lezing van het boek van Wim van Rooy dat rust op 15 jaar studie van de islam en de islamitische geschiedenis.

Wel maakt Van Rooy (net als Geert Wilders) de vergelijking tussen Koran en Mein Kampf, en schrijft daarover (pagina 294):

Mein Kampf is in vele landen verboden omdat het oproept tot geweld en vernietiging van het Jodendom, maar de Koran en de shariahandboeken laat men ongemoeid, al wemelen ze van de aansporingen om de ongelovigen aan te vallen en te onderwerpen. In zijn magistrale Europe. The struggle for Supremacy 1453 to present schrijft Cambridge hoogleraar Brendan Simms: “More than 500 years after the Reconquista and 400 years after the Ottomans had been repulsed at Vienna, militant Islam once more had Europe in it’s sights; this time moreover, Muslims were already within the gates”.

In eerdere blogs zoals deze stelde ik dat een totaalverbod op de islam politiek en juridisch gezien in mijn ogen vrijwel onhaalbaar is en indien wel toegepast, mogelijk tot gevolg zou kunnen hebben dat de hele beweging ondergronds gaat en de radicalisering daardoor juist toeneemt.

Ik pleitte daarom meer voor de invalshoek van het verbieden van de meest radicale islamitische stromingen zoals salafisme en het opleggen van bepaalde restricties, zoals bijvoorbeeld het aantal moskeeën in Nederland limiteren en aan de distributie van de Koran ook bepaalde restricties te verbinden, zoals dit boek niet meer uitdelen in het openbaar. Gezien de de vele geweldsoproepen in het boek en het feit dat deze ook opgevolgd worden (wereldwijd iets van 27.000 islamitische aanslagen sinds 9/11) is dat mijns inziens moreel zeer verdedigbaar en ook juridisch haalbaar.

In feite ben ik op dit punt niet fundamenteel van mening veranderd na lezing van het boek van Wim van Rooy. Wel ben ik meer doordrongen geraakt van de onzinnigheid van het onderscheid islam/islamisme en van de rampzalige gevolgen als we doorgaan met het huidige beleid van problemen ontkennen en doen alsof de radicalisering niets met de islam te maken heeft (dixit Obama, Cameron, Merkel, Rutte, etc.). Overigens zal er met de komst van Trump in dit opzicht wel een andere wind gaan waaien.

Filippica tegen de westerse elite
Het boek van Wim van Rooy heb ik niet gelezen als een aanval op de individuele moslim, maar eerder als een filippica (strafrede) tegen onze eigen westerse elite. Een elite die vanwege redenen van eigenbelang en uit lafheid of domheid al decennialang de aard van de islam als supremacistische en uiterst strijdbare ideologie ontkent en er daarentegen een zelfverzonnen religie van de vrede van heeft gemaakt.

Dit in weerwil van 1400 jaar islamitische geschiedenis die het tegendeel bewijst. Intussen heeft onze elite de massa-immigratie van miljoenen moslims in Europa georganiseerd en gefaciliteerd, achteloos voorbijgaand aan het verzet daartegen van de gewone man of vrouw die doorgaans niet in lommerrijke buitenwijken woont en dus de concrete gevolgen van die invasie ondervindt, in tegenstelling tot de rijkste 5% van de bevolking die alleen maar rijker wordt dankzij de afbraak van de natiestaat en het model van globalisme en massa-immigratie.

Vooral het verraad van links, de club waartoe hij ooit zelf behoorde als soixante-huitard, steekt Wim van Rooy. Hij pleit ervoor om nu eindelijk eens te beginnen het probleem van islamitisch geweld, radicalisering en fel antisemitisme te benoemen voor wat het is: een theologisch probleem.

Van Rooy daarover (pagina 290):

De jonge strijders van IS bijvoorbeeld worden door onze media afgeschilderd als “disaffected young men” of als een soort psychopaten. De liberale geest kan niet begrijpen dat deze “wild bunch” ten diepste door het geloof gemotiveerd is. Velen voelen zich allicht een soort spirituele James Bonds die een kosmische oorlog uitvechten tegen het kwaad en als beloning het martelaarschap verwerven. Ook hier kan de liberale geest niet vatten hoezeer deze worldview berust op een psychologische beloning. Met deze mindset is heel de islamwereld besmet: verbrand een Koran en honderdduizenden moslims komen op straat; kruisig jonge kinderen en verkoop vrouwen op de islammarkt en er beweegt niets.

Van Rooy richt zich dus tot de islam als in zijn ogen buitengewoon gevaarlijke en voor het Westen levensbedreigende ideologie; niet tot de individuele moslim. Hij maakt enkele keren de vergelijking met de Russen en de Duitsers in de jaren dertig van de vorige eeuw die voor het meerendeel ongetwijfeld ook brave lieden waren, maar wel geregeerd werden door een kwalijke ideologie (communisme resp. nazisme). Een ideologie die in de kern kwaadaardig is zal volgens Van Rooy altijd ontsporen omdat bij dergelijke systemen de radicale minderheid altijd aan het langste eind trekt, los van de vraag wat de meerderheid ervan vindt.

Een wellicht gevoelsmatig argument bij mij persoonlijk tegen het plotsklaps doorvoeren van een totaalverbod op de islam in Nederland is gelegen in die probleemontkennende appeasement houding van onze eigen intellectuele en politieke elite, die door Van Rooy zo feilloos op de pijnbank wordt gelegd. Het grootste deel van zijn boek is hieraan besteed. Dit is een punt dat wij de doorsnee Nederlandse moslim niet kwalijk kunnen nemen; hij of zij wordt geboren in een bepaalde cultuur en al wat hij gehoord heeft sinds zijn geboorte van de Nederlandse autoriteiten is dat het prima is zo.

Moeten wij niet, voor we nu van alles en nog wat gaan verbieden, niet eerst beginnen het gesprek aan te gaan over de kern van de zaak (namelijk de islam) zonder dat voortdurend onder stoelen of banken te steken of lafhartig te doen alsof het om een religie van de vrede gaat en er een paar lui ontspoord zijn?

Wim van Rooy maakt daar een interessante opmerking over. Hij schrijft dat als westerse mensen op dit punt eerlijk de dialoog aangaan met moslims in plaats van iedere islamkritiek te labelen als islamofobie, dit mogelijk radicalisering tegen zal gaan omdat de pijnpunten dan in ieder geval benoemd worden. Jonge westerse moslims moeten immers voortdurend laveren tussen de eisen van hun geloof en de eisen van de westerse maatschappij en liberale rechtsorde, een schizofrene situatie.

Op een andere plaats (pagina 501) oppert Van Rooy een cordon sanitaire tegen de islam als systeem dat agressie predikt, wat natuurlijk weer andere koek is.

Conclusies ten aanzien van een verbod op de islam
Laat ik maar eerlijk zijn: ook na lezing van het boek van Wim van Rooy ben ik er niet uit in hoeverre een totaalverbod op de islam nu zinvol en/of gerechtvaardigd is. Het is een complex vraagstuk met vele pro en contra argumenten.

In ieder geval hoop ik dat het veranderende politieke klimaat in combinatie met publicaties zoals die van Wim van Rooy ons helpen om nu eens het debat te brengen naar de kern van de zaak, in plaats van de schijndiscussies die we al jaren voeren over zogenaamd ontspoorde radicalen terwijl er met de kern van de islam niets fout zou zijn. Aan die mythe maakt Van Rooy wel een einde met zijn goed doorwrochte boek.

Zelf zit ik, zoals ik in het begin al aangaf, op een soort midden-standpunt, want de zaak op zijn beloop laten is niet meer verantwoord. We moeten dus de confrontatie op intellectueel vlak aangaan en het religieuze aspect (zijnde de kern van de zaak) durven benoemen, intussen een zeer beperkend immigratiebeleid voeren en mijns inziens toch denken over bepaalde restricties inzake de islamitische religie in Nederland, als aangetoond kan worden dat deze op een x aantal vlakken gewoon niet spoort met onze liberale rechtsorde. Mogelijk is nader onderzoek daarvoor vereist, want wat wordt er precies gepredikt in al die moskeeën? Wij weten het niet.

Maar ik besef ook dat dit standpunt licht opgevat kan worden als een “vleesch noch visch” standpunt en bovendien, als je in het midden gaat zitten krijg je het meestal van twee kanten te verduren. Een niet een erg aantrekkelijk perspectief maar veel meer kan ik er niet van maken.

Een totaalverbod op islam (Koran verbieden en alle moskeeën sluiten) is wat mij betreft dus gewoon (nog) een stap te ver, zeker op dit moment waarbij onze probleemontkennende elite nog steeds het wezenlijke debat vermijdt en daarentegen doorgaat de islam te faciliteren en te subsidiëren.

Wordt vervolgd
Morgen zal ik in mijn derde en laatste blog over het belangrijke boek van Wim van Rooy nog een tweetal andere interessante aspecten behandelen. Ten eerste, een mogelijke oplossingsrichting die Wim aandraagt en die hij enkele keren oppert in zijn boek, namelijk die van “beschaafd nationalisme” of “verstandig patriottisme”, een oplossingsrichting die we denk ik ergens moeten situeren tussen enerzijds de doldwaze doorgeslagen globalisering en massa-immigratie en anderzijds het andere uiterste van hysterisch nationalisme.

Verder hoop ik morgen in te gaan op redenen die Wim van Rooy aanvoert waarom hij een hervorming van de islam zoals bijvoorbeeld Ayaan Hirsi Ali die sinds twee jaar nastreeft (zie haar Mekka, Medina en Manhattan theorie) op basis van zijn jarenlange studie van de islam als een onmogelijkheid of quasi-onmogelijkheid ziet, ondanks alle sympathie die dit hervormingsstreven an sich wel zou verdienen.

Gedachten over Waarover men niet spreekt – deel 1

Gedachten over Waarover men niet spreekt – deel 1

De afgelopen weken heb ik mij verdiept in het boek Waarover men niet spreekt van Wim van Rooy, dat een aardige twittervriend mij toezond. Een boek dat vorig jaar al besproken werd in de Nederlandse media, maar dat wat mij betreft een diepere beschouwing meer dan verdient. Vandaag het eerste deel.

Wim van Rooy
wim-van-rooyWim van Rooy (1947) is een Vlaamse licentiaat (equivalent van Drs in Nederland) Letteren en Wijsbegeerte die dertig jaar werkzaam was in onderwijs en als journalist. Wim ziet zichzelf als vertegenwoordiger van de linkse protestgeneratie die volwassen werd rondom mei 1968, maar werd gaandeweg zijn leven steeds kritischer tegenover de dominerende politiek-correcte cultuur.

Hoewel de political correctness tegenwoordig omarmd wordt door zowel Links als Rechts (in casu alle gevestigde partijen) ziet Van Rooy deze toch als het geestelijke voortvloeisel van de jaren zestig (cultureel marxisme e.d.).

Aangezet door zijn eigen ervaringen in onderwijs en maatschappij en die van zijn zoons heeft Wim van Rooy 15 jaar een diepgaande studie gemaakt van de islam: Koran, Hadith, Soenna, maar hij bestudeerde ook de islamitische geschiedenis en cultuur van het prille begin tot op heden.

In die zin is Wim van Rooy uniek omdat de meeste deelnemers aan het debat (zowel multiculturalisten als islamcritici) niet een dergelijke  kennis van zaken hebben, met uitzondering misschien van islamologen, maar die hebben dan doorgaans weer minder kennis van andere disciplines.

Wim van Rooy is een erudiet man. Zijn boek is veel meer dan alleen een analyse van de islam. Het is ook een niet mis te verstane duiding van de heersende politiek-correcte en feminiene cultuur in het Westen (zowel in politiek, media als bedrijfsleven) en de dominantie in het maatschappelijke en politieke debat van wat hij noemt de alfa intellectuelen. Daarnaast is het boek ook een Bildungsroman. Van Rooy vertelt hoe hij als jongen van eenvoudige komaf gestimuleerd werd door verschillende leermeesters binnen en buiten het onderwijs en hoe daarnaast zijn eigen nieuwsgierigheid hem dreef om alles te willen weten.

Daardoor is Wim van Rooy een zeer belezen man geworden. Het lijkt mij dat hij zowel een alfa als een bèta geest heeft (zowel aanleg voor wiskunde en techniek als voor de letteren) en deze zeldzame combinatie maakt mij als simpele alfa enigszins jaloers. Bovendien moet Wim over een buitengewoon goed geheugen beschikken, anders kun je een zo veelomvattend boek met zoveel bronnen niet schrijven.

In het multidisciplinaire karakter zit misschien ook de valkuil van het boek. Doordat Wim van Rooy werkt met allerlei begrippen uit filosofie en sociologie (zoals postmodernisme) en daarnaast zijn betoog onderbouwt met context (voorbeelden) uit België, Frankrijk maar ook Nederland is het voor de gemiddelde Nederlandse lezer soms moeilijk te volgen, in ieder geval bepaalde gedeeltes, te meer daar filosofie en sociologie nauwelijks een rol spelen in het Nederlandse onderwijs. Ik meen dat dit in Frankrijk en België meer het geval is.

Toch is mijn aanbeveling aan een ieder die dit belangwekkende boek nog niet gelezen heeft dit toch te doen; sommige stukken moet je je dan even doorheen worstelen, al naar gelang de (voor)kennis van de lezer.

Vraagstelling

Jan lezend.jpg
Lezend in het boek van Wim

Voor ik aan het boek begon had ik bepaalde vragen. Zo schreef ik verschillende blogs, bijvoorbeeld deze over het verschil in benadering van de islam tussen Marine Le Pen en Geert Wilders.

Waar Marine Le Pen doorgaans onderscheid maakt tussen de traditionele islam en de politieke islam of islamisme (alleen de laatste wil zij fel bestrijden) ziet Wilders blijkens zijn boeken, films en politieke optredens de islam meer als één geheel, dat bestreden moet worden. Tot nu toe koos ik meer voor de lijn van Marine Le Pen wat in principe ook de lijn is van traditioneel rechts in Europa, alleen zijn die op dat punt minder uitgesproken.  Wat leert de diepgaande studie van Wim van Rooy ons op dit punt?

Voortvloeiende uit dit eerste punt, stelde ik ook de vraag hoe we aan kijken moeten tegen het PVV programma (A4) waarin gepleit wordt voor een totaal verbod van de islam (Koran verbieden, alle moskeeën en islamitische onderwijsinstellingen sluiten).

Geeft het boek van Wim van Rooy indicaties op dit punt? En zo niet, welke andere oplossingsrichtingen zijn er te destilleren uit het veelomvattende boek van Wim van Rooy?

Islam/Islamisme
Vandaag zal ik een begin maken met mijn eerste onderzoeksvraag: het onderscheid islam/islamisme. Morgen zal ik ingaan op het al dan niet zinvol zijn van een totaalverbod op de islam zoals bepleit door de PVV (in mijn ogen dan en na lezing van het boek van Wim van Rooy, ik spreek dus alleen namens mijzelf!). Tenslotte zal ik in een laatste blog ingaan op wat andere interessante aspecten van het boek.

Om maar gelijk met de deur in huis te vallen: Wim van Rooy ziet helemaal niets in het onderscheid islam/islamisme. Hij beschouwt het als een politiek-correcte uitvinding met als enig doel de ware aard van de islam (volgens Wim van Rooy een supremacistische ideologie of soldatenreligie) buiten het zicht te houden of de discussie daarover uit de weg te gaan. Op dit punt zit hij meer op de lijn-Wilders.

Interessant is een stukje waarin Wim van Rooy ingaat op de etymologische achtergrond van het woord islamisme (pagina 409). Vanaf 1679 waren de begrippen islam en islamisme synoniemen. Pas in 1992 dook in de Petit Larousse ineens een nieuwe betekenis op, waarbij islamisme stond voor de “politieke” islam en het woord islam zelf voor de religie. Een onjuist onderscheid volgens Van Rooy dat ingegeven werd door het politiek-correcte Westen dat als het ware een “goede” en een “slechte” islam verzon, ten onrechte volgens Van Rooy want volgens moslims zelf is de islam immers één, eeuwig  en ondeelbaar (tahwied-gedachte).

Alle “politieke” aspecten van de islam (de oproep tot verovering, geweld (jihad), onderdrukking etc.) zijn gewoon onderdeel van de islamitische teksten, zowel in de Koran als in de diverse jurisprudentie en overleveringen. Volgens Van Rooy bezitten religies als jodendom en christendom “laïciseringspotentie” en zijn daarom in hun gebieden seculiere maatschappijen ontstaan, terwijl de islam al 1400 jaar stagneert en telkens weer vervalt in een fundamentalistische lezing.

Volgens Van Rooy komt dat niet – zoals velen geneigd zijn aan te nemen – door enige achterstelling door het Westen, maar zit dit ingebakken in de tahwied-gedachte.

Wim van Rooy schrijft hierover onder meer (pagina 236):

Onze elites blijven echter zweren bij het onrealistische onderscheid “islam-islamisme” en gedragen zich op die manier als de bewoners van de grot Plato. Zij zien de echte wereld en de zintuiglijke realiteit niet, maar gaan graag op in een mooie ideeënwereld. Mocht iemand van hen ooit in de reële wereld terechtkomen en daarna terug naar de grot gaan om te vertellen hoe de realiteit eruit ziet, dan zou hij allicht vermoord worden door degenen die hun ideeël beeld willen blijven behouden. Vandaag wordt zo iemand niet gestenigd, maar postmodern uitgeschakeld. Deze idealisering van de wereld der ideeën heeft, zoals bekend, een grote invloed gehad op het christendom; vandaar ook dat christenen en linkse mensen (als gelaïciseerde christenen) blijven geloven in een mooie multiculturele wereld en de islam als “religie van de vrede”, ondanks de werkelijkheid.

Zo menen ze bijvoorbeeld dat moslims de Koran al lang niet meer letterlijk opvatten omdat de meeste christenen dat ook niet meer doen. Maar als IS seksslaven neemt, mensen onthoofdt of christenen en yezidi kruisigt en terroriseert, dan doet het dat met de Koran in de hand (Koran 4:3; 4:24; 4:34; 5:89; 8:12; 9:29; 33:50; 47:4; 58:3; 70:30, en nog zovele meer) en die is dus eeuwig en onveranderlijk.

Een niet mis te verstaan citaat. Volgens Wim van Rooy is het theoretische onderscheid islam/islamisme dus volledig onzinnig. Dat neemt niet weg, denk ik, dat er in sommige moskeeën een mildere vorm van islam zal worden gepredikt dan in andere.

Morgen kom ik daarop terug en zal dan mijn gedachten beschrijven met betrekking tot een islamverbod, zoals de PVV dit bepleit, na lezing van het boek van Wim van Rooy.

Ik wil alvast verklappen dat ik er nog steeds wat genuanceerder tegenaan kijk dan het PVV A4 program, maar het boek van Wim van Rooy stemt wel uiterst somber als het gaat om de hoop op een soort hervormde islam. De quasi-onmogelijkhed van die hervorming wordt door Van Rooy sterk onderbouwd omdat de grondbeginselen van de islam nu eenmaal niet, of zeer moeilijk, te rijmen zijn met onze westerse liberale rechtsorde.

Morgen meer!